Kookboek.nl

Combinatiewoordenboek

 49,50

Combinatiewoordenboek

Woorden worden meestal gebruikt in combinatie met andere woorden: in verband met, houden van, zich afvragen of, boodschappen doen, hard werken, prettige vakantie. Zoals uit deze voorbeelden blijkt, kunnen diverse woordsoorten (voorzetsels, zelfstandige naamwoorden, werkwoorden, bijwoorden, voegwoorden, bijvoeglijke naamwoorden) combinaties aangaan. Omdat in het Nederlands zelfstandige naamwoorden en werkwoorden de twee meest voorkomende woordsoorten zijn, ligt het voor de hand dat combinaties van deze twee woordsoorten zeer frequent zijn.
In Nederlandse woordenboeken kan men woordcombinaties vinden. Maar woordenboeken, hoe uitgebreid ook, geven maar een zeer beperkte weergave van het totale taalaanbod. Dat geldt voor alle aspecten van een taal en dus ook voor de combinatie zelfstandig naamwoord + werkwoord. Daarvan wordt, ook in de grootste woordenboeken, maar een kleine gedeelte opgenomen. En behalve beperkt, is de vermelding nogal willekeurig en soms onlogisch. Criteria voor het al dan niet opnemen van verbindingen worden nergens genoemd.
Door mijn werkzaamheden als docent Nederlands als tweede taal en als vreemde taal was het mij duidelijk geworden dat voor anderstaligen – ook voor de vergevorderden – het gebruik van de juiste combinatie van zelfstandig naamwoord en werkwoord moeilijk is. Daarnaast was er het gegeven dat deze categorie, maar ook hun docenten en de samenstellers van lesmateriaal, niet konden beschikken over een degelijk overzicht van genoemde combinaties.
Dat leidde in 2003 (herdruk 2006) tot de publicatie van het Combinatiewoordenboek van Nederlandse substantieven met hun vaste verba. De doelgroep was in de eerste plaats de anderstalige, maar tegelijkertijd wilde het Combinatiewoordenboek een min of meer volledig woordenboek zijn. Dat had iets tweeslachtigs.
In deze derde uitgave is resoluut gekozen voor een algemeen woordenboek dat voor het Nederlands een beschrijving probeert te geven van de gangbare vaste verbindingen tussen zelfstandige naamwoorden en werkwoorden: geld beleggen, uit de regering treden, een ruit sneuvelt, een vis spartelt, de vlag hangt slapt, de tafel staat ergens, smeergeld krijgen.
Ten opzichte van de eerste en de tweede druk betekent dit dat de beperkingen die daar waren ingegeven door de niet-Nederlandstalige gebruiker zijn komen te vervallen. Deze beperkingen hadden te maken met het totale aanbod van werkwoorden, met het aanbod van synonieme werkwoorden en met het aanbod van werkwoorden die tot het formele taalgebruik behoren.
Het gevolg van genoemde verruiming is dat deze derde druk ruim 15.000 werkwoorden meer telt dan de twee voorafgaande, een toename van meer dan 30 %.
Het totaal aantal werkwoorden, gekoppeld aan een zelfstandig naamwoord, bedraagt nu 52.623.
Een aantal lemmaʼs (zelfstandige naamwoorden) is in de derde druk niet meer opgenomen. Dat betreft hoofdzakelijk zelfstandige naamwoorden die deel uitmaakten van de in de derde druk niet meer teruggekeerde groepen ʻbeeld- en geluidsdragers’, ʻleestekens’, ʻmuziekinstrumenten’ en ‘uitgaansmogelijkheden’.
Er zijn slechts acht nieuwe substantieven aan de derde druk toegevoegd: beleg (militair), bezit, bezitting, bodem, collecte, dam, dijk en eigendom.
Daarmee bedraagt in deze derde druk het totaal aantal behandelde zelfstandige naamwoorden (lemmaʼs) ongeveer 2800.
2 Doelgroep
Dit woordenboek wil dus in de eerste plaats een bijdrage leveren aan de Nederlandse lexicologie in de vorm van een boek van vaste verbindingen (zelfstandige naamwoorden en werkwoorden). Voor de Nederlandse taal bestaat zo’n woordenboek niet en de bestaande algemene woordenboeken hebben, zoals gezegd, voor deze verbindingen – noodgedwongen – maar zeer beperkt aandacht.
Een substantieel overzicht van genoemde vaste verbindingen heeft echter meer dan alleen lexicaal belang. Iedere taalgebruiker en met name schrijvers, tekstschrijvers, vertalers, docenten en taalleerders (moedertaal, tweede taal, vreemde taal) kunnen dit woordenboek raadplegen als zij bij een substantief zoeken naar het best passende werkwoord. Als zij, in concreto, zich afvragen welke werkwoorden bij abortus of bij euthanasie horen, of er synoniemen zijn voor de bal rondspelen, of er een informeel en een formeel equivalent is voor het bedrijf sluiten, of er een sterker alternatief is voor het leger werd verslagen, wat het tegenovergestelde is van een belofte nakomen, welke geluiden en bewegingen vogels en zoogdieren maken, hoe de regen naar beneden kan komen en hoe sneeuw zich kan gedragen, welke behandeling kledingstukken kunnen ondergaan, welke werkwoorden gebruikt worden voor de productie van dranken en met welke werkwoorden de geluiden en bewegingen van de zee beschreven kunnen worden.
3 Inhoud
In het Combinatiewoordenboek staan ongeveer 2800 substantieven en bij ieder substantief staan werkwoorden die daarmee een vaste niet-idiomatische verbinding vormen. Het werkwoord kan uit één element bestaan (de maag knort) maar ook uit meerdere (openstaan voor kritiek, de wind komt opzetten, een hindernis uit de weg ruimen).
Iedere verbinding wordt geïllustreerd door een voorbeeldzin.
Niet-idiomatische verbindingen
De combinatie zelfstandig naamwoord + werkwoord kan, simpel gezegd, idiomatisch of niet-idiomatisch zijn. Een belangrijk kenmerk van dit woordenboek is dat een werkwoord alleen voor opname wordt geselecteerd als de combinatie zelfstandig naamwoord + werkwoord een niet-idiomatische is.
Bij ‘hand’ wel: ‘de hand trilt’ (niet-idiomatisch) maar niet ‘de hand met iets lichten’ (idiomatisch). Bij ‘cadeau’ wel ‘een cadeau krijgen’ (niet idiomatische) maar niet ‘iets niet cadeau krijgen’ (idiomatisch).
In de geselecteerde combinatie houden dus zowel substantief als verbum hun eigen oorspronkelijke betekenis en is de optelsom van deze twee betekenissen bepalend voor de betekenis van de combinatie. Bij ‘graf’ staat wel: ‘iemand ligt in zijn graf’ maar niet ‘iemand draait zich om in zijn graf’ omdat in de eerstgenoemde combinatie de woorden hun oorspronkelijke betekenis behouden en in de twee niet. Dit betekent overigens niet dat het verbale element geen idioom zou kunnen bevatten. Bij enthousiasme zal men naast tonen ook aan de dag leggen vinden omdat aan de dag leggen hier wordt gebruikt in zijn ‘gewone’ betekenis (tonen).
Het Combinatiewoordenboek is dus geen idioomwoordenboek en geen woordenboek van spreekwoorden en gezegden. Dat type woordenboek is in de Nederlandse lexicologie al in ruime mate aanwezig.
Extra dimensie voor verbum en substantief
In het Combinatiewoordenboek wordt veel aandacht besteedt aan synonieme verba. Woordenboeken voor synoniemen bestaan er reeds vele. Maar omdat in het Combinatiewoordenboek de synonieme werkwoorden gekoppeld zijn aan substantieven en altijd gepresenteerd worden in een context, is in het Combinatiewoordenboek de informatie over betekenis en gebruik van de werkwoorden veel preciezer en genuanceerder dan in de meeste woordenboeken voor synoniemen.
Ook de substantieven krijgen in dit woordenboek een extra dimensie. De werkwoorden die met een substantief worden verbonden leggen immers van dat substantief een omvangrijk woordveld bloot en geven daardoor aan het substantief extra reliëf.
Ter illustratie: bij staking vindt men in het Combinatiewoordenboek werkwoorden die met het begin, de aanwezigheid, het voortduren, het zich uitbreiden en het einde van een staking te maken hebben, maar ook werkwoorden in verband met het veroorzaken, het oproepen tot, het organiseren, het verbieden en het tegengaan van stakingen.
Er wordt, met andere woorden, van het begrip ‘staking’ een veel completer beeld gegeven dan in andere woordenboeken. De grote Van Dale (2005) geeft bij staking vijf werkwoorden. Dit woordenboek zestig.
Natuurlijk bevat een gewoon woordenboek ook andere verbindingen – met adjectieven bijvoorbeeld (een algemene staking, een wilde staking) – en ook deze helpen om in het substantief door te dringen. Maar gezien de dominantie van de combinatie werkwoord + substantief, wordt gebruik en betekenis van een substantief toch vooral tot uitdrukking gebracht door het werkwoord.
Het Combinatiewoordenboek wil een substantief van zoveel mogelijk kanten benaderen. Dit betekent dat ook die werkwoorden zijn geselecteerd die in de gewone woordenboeken slechts sporadisch vermeld worden omdat – naar ik veronderstel – de makers deze verba te vanzelfsprekend vinden of omdat hun aandacht meer uitgaat naar werkwoorden met het substantief in een objectpositie dan in een subjectpositie.
Het betreft hier verba als krijgen (een rondleiding, een aanstelling, slaap, een standbeeld ), hebben (aanzien, haar, uitspraak), bestaan (er bestaat afkeer, een raakvlak, een taboe), ontstaan (er ontstaat een klank, een wachtlijst, een file), plaatshebben en plaatsvinden (een begrafenis, aardbeving, betoging heeft plaats/vindt plaats) en het betreft de zogenaamde positiewerkwoorden liggen, leggen, zetten, staan, doen, zitten en hangen.
Al deze ‘gewone’ maar zeer frequente werkwoorden maken deel uit van het betekenisveld van een substantief . Hun vermelding ligt derhalve voor de hand.
Een ander voorbeeld van benadering uit verschillende invalshoeken betreft het gegeven dat substantieven vaak vergezeld gaan van verba die het begin, de aanwezigheid en het einde van een handeling aangeven. De noodtoestand wordt afgekondigd, de noodtoestand heerst, de noodtoestand wordt opgeheven. De doodstraf wordt ingevoerd, de doodstraf bestaat, de doodstraf wordt afgeschaft. Men kan een nationaliteit verwerven, hebben,verliezen. Men kan iets op de agenda zetten, iets staat op de agenda en men kan iets van de agenda (af)halen.
In de Nederlandse woordenboeken ontbreken vrijwel altijd een of twee elementen van deze cycli. Het Combinatiewoordenboek probeert steeds de complete cyclus te geven.
Een benadering ‘van zoveel mogelijk kanten’, maar wel binnen het gewone, gangbare taalgebruik. Dus in dit woordenboek geen typische vak- of groepstaalwoorden (bij zeil wel ‘hijsen’, ‘strijken’ en ‘bijzetten’

 49,50