
Dit is Donna Hay
Donna Hay werd geboren op 28 januari 1971. Al op 8-jarige leeftijd raakte Donna Hay geïnspireerd door de keuken en begon te experimenteren met koken
€ 36,00
Bij het schrijven van zijn boek heeft Jean Palaiseul talrijke botanische werken van artsen en kruidkundigen geraadpleegd: vanaf enkele eeuwen vóór Christus tot heden. Markante uitspraken en recepten van bijvoorbeeld Hippocrates, Dioscorides, Galenus, Avicenna en Matthiolus worden door hem even vaak geciteerd als die van eigentijdse Franse deskundigen op dit gebied als Besangon, Binet, Cazin en Leclerc. Vele van Palaiseuls landgenoten zijn in Nederland onbekend, in Frankrijk echter genieten zij een grote reputatie. Belangrijker dan hun namen zijn voor ons hun adviezen voor het gebruik van blaadjes, bloemen, vruchten en wortels in aftreksels, afkooksels, theeën, wijnen, tincturen, siropen, smeersels en papjes.
Achter in het boek vindt u een hoofdstukje met gegevens over bekende artsen en kruidkundigen uit de historie. De Franse tijdgenoten vindt u – met hun werken = terug ín de bibliografie.
Tot slot nog dit: De Latijnse botanische namen en hun Nederlandse vertaling zijn ontleend aan ‘Thieme’s flora in kleuren’ (W.J.Thieme, Zutphen); de vindplaatsen in Nederland zijn eveneens afkomstig uit dit werk.
Eigenlijk begon ik aan dit boek in een periode waarin ik voor het eerst het gevoel had écht te leven; dat is nu al vele jaren geleden. Ik dacht er toen echter geen ogenblik aan dat het ooit gepubliceerd zou worden; ik noteerde allerlei gedachten, overpeinzingen, zo maar losjes weg, ogenschijnlijk zonder enig verband, om mij te helpen een weg te vinden in ons nieuwe bestaan – voor mijn vrouw, mijn hond en mijzelf. Want nieuw en vreemd was het wel, na dertig jaar ‘dwangarbeid’ in Parijs, ver weg in Auvergne te leven, in een eenzame, oude watermolen in een afgelegen groen dal. We hoorden slechts de eeuwenoude geluiden der natuur, het gezang van de vogels, wisselend met de seizoenen, het getsjirp van de krekels, het suizelen van de wind in het voorjaar en het gieren door de kale elzen en populieren in de winter, het koele kabbelen van de rivier langs onze molen en het kolkende bruisen bij hoog water. Slechts af en toe werd de rust verstoord door het geluid van een vliegtuig. Ik ontdekte dat ik gelukkig kon zijn – gelukkig op een manier die we in de stad niet meer kennen, omdat we elk ogenblik opgeschrikt worden door de telefoon en bovendien in de ban van de klok leven, als slaven. Gelukkig voelde ik me, wanneer ik ’s morgens de zon zag opkomen achter de heuvels en bomen in plaats van achter de daken en muren van de stad; ik voelde me gelukkig weer tijd te hebben, omdat mijn rust door niets werd verstoord. Ik kon weer nadenken en dromen – en ik wilde alleen maar de grote lijn vasthouden, zoals Klein Duimpje zijn steentjes strooide om de weg aan te geven, of zeelieden hun log uitwerpen om de snelheid te bepalen. Wat ik opschreef, was alleen voor ons van belang – dat dacht ik tenminste. Het waren recepten, zinnen uit boeken, gezegden, kortom, een vreemd allegaartje. Maar ik was gelukkig en dat was te zien ook! Toen ik op een dag bij een van mijn zeldzame bezoekjes aan Parijs bij mijn vriend Jacques Peuchmaurd langsging, zei hij na een paar minuten plotseling: ‘Je ziet er gelukkig uit, je nieuwe leven bevalt je blijkbaar goed!’ En hij was zelf net zo verrukt over die opmerking als ik. Ik begon hem te vertellen over onze ervaringen en de veranderingen in onszelf. En terwijl ik zo aan het vertellen was, zaten we niet langer in een lawaaiig appartement in Parijs, maar waren we buiten en zagen de vlammen van de grote vuren als de wijnstokken verbrand worden en proefden de aardappels al die we in de hete as zouden poffen. We roken de geurige, groene soep die in het voorjaar zo goed en gezond is en we plukten samen armenvol kruiden om de winter goed door te komen. De telefoon onderbrak ons een paar keer, maar ik was zo ongevoelig geworden voor dingen die ik onbelangrijk was gaan vinden, dat ik met evenveel enthousiasme verder ging, zodra hij de haak op de hoorn had gelegd. Tenslotte merkte ik op: ‘Eigenlijk weten we niets meer van al die dingen die onze grootmoeders nog zo goed kenden.” ‘Daar heb je je titel,’ zei hij rustig. ‘Nu hoef je alleen.nog maar het boek te schrijven!’ Deze opmerking kwam zo onverwachts dat ik u eerlijk moet bekennen dat het nog lang duurde voor ik eraan durfde te beginnen. Nooit zal ik beweren dat ik een speciale gave heb geërfd op het gebied van planten, een soort ‘ingegoten kennis van kruidendrankjes’, waar ik dan van kindsbeen af vertrouwd mee zou zijn geraakt, omdat mijn ouders alle geheimen der natuur kenden! Dat is immers niet het geval en de werkelijkheid is bovendien veel wonderbaarlijker dan dergelijke fabeltjes. Mijn grootmoeder kwam van buiten, maar was naar de stad verhuisd, omdat haar dochter er woonde. Ze kende ook de huismiddeltjes die buitenmensen nu nog gebruiken. Zo maakte ze een tinctuur van leliebloemen om mijn schaafwonden te genezen en met bramesiroop, een kruidendrankje en mosterdomslagen ging ze mijn verkoudheden te lijf. Als het vakantie was, logeerde ik bij mijn neven die nog buiten woonden. Ik ging met ze mee zwartebessenbladeren plukken voor die ‘ellendige reumatiek’ van mijn tante en ik mocht tot mijn grote verrukking er ook bij zijn, als er in de schemerige, vochtige kelder frônette werd gemaakt, een heerlijke drank, sprankelend als champagne, alleen veel beter tegen de dorst. Maar als je jong bent, bekommer je je niet om gezondheid, je bent gezond. Daarom zou het ook nogal overdreven zijn nu te beweren dat ik al die recepten en middeltjes onthouden had en ze als scheikundige formules of als jaartallen op zou kunnen spuiten. Het waren verbleekte plaatjes geworden uit het album van mijn jeugdherinneringen. Nu echter werden ze tot nieuw leven gewekt, omdat we begonnen waren planten te verzamelen en ze te leren kennen. Om u nu in het kleurige en geurige rijk der planten binnen te leiden wil ik een passage citeren uit een boekje dat twee eeuwen geleden geschreven werd. Hierin wordt namelijk op een voor ons heerlijk naïeve manier het wezenlijke verteld over het leven van de planten en wie weet, misschien worden we er wel toe gebracht eens na te denken over de betrekkelijkheid van onze kennis en ons te vermanen niet al te trots en zelfverzekerd te worden door alles wat we menen te weten. We zullen immers nooit te weten komen of onze nakomelingen ín het jaar 2200 niet net zo zullen glimlachen over onze boeken als wij nu doen over dat wat een zekere meneer Bucquet, die de brallende titel had van ‘doctor-regent van de medische faculteit te Parijs’, in 1773 schreef. Misschien zijn er dan zelfs nieuwe wegen gevonden in andere dimensies die leiden naar de ontdekking dat planten een taal hebben, een geheugen en zelfs iets van wat we een ziel noemen. Maar laten we niet op de feiten vooruitlopen en geen ‘plantfiction’ bedrijven (op dat gebied is en wordt er al genoeg geschreven) en terugkeren naar de passage in het boek, getiteld ‘Introduction à létude des corps naturels tirés du règne végétal’ (“Introductie ter bestudering van de natuurlijke lichamen uit het plantenrijk’), dat uit een tijd stamt waarin de mensen nog niet zo duidelijk een scheidslijn konden trekken tussen het plantenen dierenrijk. ‘Planten zijn organische lichamen die aan het aardoppervlak vastzitten of er enigszins onder. Ze bestaan uit een samenstelsel van buisjes die in hun binnenste vloeistoffen bevatten welke voeding leveren en de groei bevorderen. Planten onderscheiden zich van mineralen voor zover ze een soort leven hebben; door middel van mondjes zuigen ze de sappen waar ze zich mee voeden, in hun vaten… ze verwerken het vocht dat ze opnemen en passen het bij hun eigen stof aan. Ze kennen veranderingen die bij de diverse leeftijdsfases behoren en lijken daarin op dieren, als we tenminste beweging en gevoel uitschakelen, daar ze daarvan verstoken zijn; de beweging van het kruidje-roer-me-niet, als we dat aanraken, is niet te vergelijken met de zieleroerselen van zelfs het ongevoeligste heet, ‘onkruid’ moeten verdelgen. Bovendien worden ze vanaf het vroege voorjaar tot aan de oogst herhaaldelijk blootgesteld aan wolken insekticiden die door ‘atomisers’ over hen worden uitgesproeid (een veelbetekenende uitdrukking, waarbij we associaties krijgen aan Hiroshima). Pluk dus de planten ver van de zegeningen van onze civilisatie. Er zijn nog wel plekjes te vinden die niet aangetast zijn, zoals braakliggende terreinen, duinpannetjes, berghellingen en rustige dalletjes. Het spreekt vanzelf dat ook het tijdstip waarop we onze planten plukken, belangrijk is. Ten tijde van Nero schreef Dioscorides, de ‘prins der herboristen’, in het voorwoord van zijn verhandeling over kruiden: ‘We moeten erop toezien dat elk kruid op de juiste tijd geplukt wordt en dat het dan naar behoren wordt bewaard. Zo immers behouden ze hun juiste waarde, anders verliezen ze hun kracht als medicijn.’ Vijftien eeuwen later verklaart Matthiolus in een commentaar dat ‘alle lagere lichamen bestuurd en geleid worden door de hogere en dat daarom de maan, die van alle planeten immers het dichtst bij de aarde is en het meest in beweging, beslist van invloed moet zijn op de planten en andere zaken hier beneden, als zij wast en afneemt’. Onze tijdgenoot dr.Leclerc is dezelfde mening toegedaan en hij baseert zijn standpunt niet op empirische waarnemingen, maar op gegevens, verkregen door kwantitatieve analyses. ‘De actieve stoffen van planten’, constateert hij, ‘variëren vaak aanmerkelijk, afhankelijk van de leeftijd van de plant, het tijdstip waarop hij geplukt is en de aard en gesteldheid van bodem en klimaat’. Planten moeten geplukt worden, als ze ‘helemaal volgroeid en op hun hoogtepunt’ zijn – het tijdstip dat Van Helmondt, de beroemde artsalchemist uit het begin van de zeventiende eeuw, ‘de balsemieke tijd’ noemde (en dan balsem in de betekenis van ‘in het bezit van eigenschappen te vergelijken met de helende kracht van balsem’).
€ 36,00
Donna Hay werd geboren op 28 januari 1971. Al op 8-jarige leeftijd raakte Donna Hay geïnspireerd door de keuken en begon te experimenteren met koken
Ontdek de culinaire wereld van Donna Hay, een gerenommeerde chef-kok, auteur en foodstylist, van wie de naam synoniem staat voor eenvoud, elegantie en verfijning in de keuken.